2013

Het 46e Brabants Kampioenschap Tonpraoten vond plaats in het weekend van 11, 12 en 13 januari 2013. Een sterk deelnemersveld en als altijd een uitstekend publiek. De 4 voorstellingen (wedstrijd en 3 galavoorstellingen) waren het jaar ervoor al uitverkocht en diegenen die “erbij waren” konden volop genieten van de geweldige prestaties van de 8 finalisten. De voorstellingen werden geopend door het duo "Um en Um " uit Horst. Op uitstekende wijze brachten zij de zaal met enkele korte sketches en liedjes in de stemming om vervolgens plaats te maken voor de deelnemers.

  

Amusements-duo “Um en Um” uit Horst

 

Naast de titelverdediger Berry Knapen een zevental tonpraoters die door de vakjury in november geselecteerd waren. Dat het moeilijk is om Berry Knapen aan het wankelen te brengen bleek in deze editie andermaal. Aan het eind van de vrijdag- wedstrijdavond bleek dat Berry met 320 punten van de jury als op de eerste plaats eindigde en dus ook het jaar 2013 de titel Brabants Kampioen Tonpraoten mag dragen. Hij komt daarmee overigens als eerste tonpraoter in het bezit van een tweede Zilveren Ton.  Op de tweede, derde en vierde plaats eindigden achtereenvolgens Frank Schrijen (293), Fred van den Elzen (276) en Ivo van Rossum (269).

  

De prijswinnaars samen met Prins Willem I

 

De Finalisten en hun buuts:

De eerste die in deze 46e finale de ton betreedt is niemand minder dan Berry Knapen. Berry staat voor de 7e keer in de finale en doet dit zijn nieuwe creatie als “D’n Ambtenaar van de Burgerlijke Stand”.  In zijn opening vertelt hij dat hij als zodanig prima in staat is de mooiste dag van een bruidspaar feilloos naar de kloten te helpen.  Dit geeft direct goed weer wat het publiek van hem kan verwachten: 20 minuten pure humor en klinkklare onzin samengepakt in een verhaal.  Zo vertelt hij dat het eerste bruidspaar dat hij trouwde er best gespannen uitzag maar dat dat gerust nog wel erger kon. Met de vraag aan de bruigom: “Goh, alweer hier?” lukte dat heel aardig. Als er getrouwd, komt het scheiden ook aan de orde: “mensen scheien tegenwoordig um un niks” en zijn eigenlijk nooit meer tevreden zo vertelt hij. Op humoristische wijze betrekt hij hierin het publiek: “Dat iedere vrouw een knappe man wil met ook nog eens veel geld is logisch”. Vervolgens richt hij zijn blik op een man in het publiek en gaat verder: “Dat dat geen realiteit is mag duidelijk zijn”. Ook de veranderingen in zijn baan van de laatste jaren als “trouwambtenaar”  komen ter sprake. Niet meer alleen maar trouwen  op het gemeentehuis maar ook op andere locaties zoals in een parenclub waar hij misschien maar beter toch niet naar toe had kunnen gaan. Bruidsparen in alle soorten: man/vrouw, man/man en vrouw/vrouw die vervolgens de meest uiteenlopende toespraken en opmerkingen van de ambtenaar te horen krijgen. Ook vertelt hij van de speciale ervaring zijn hertrouwende ex-vrouw te mogen trouwen. Een buitenkansje om haar eens goed op de hak te nemen. Kortom een geweldige buut waarmee hij het publiek tranen van het lachen bezorgt en uiteindelijk de titel weer wist te veroveren.

 Berry Knapen als  “D’n Ambtenaar van de Burgerlijke Stand”

 

De 2e finalist, die aan zijn 10e finale begint,  is Ton Brekelmans  uit Udenhout. Zijn creatie is “Toontje de Snotpin”. Hoewel hij zelf vertelt de knapste van 16 kinderen te zijn, ziet Toontje met  grote oren, een stevige bril en een bebloede hoofdbandage  er al behoorlijk aandoenlijk en niet echt snugger uit. Zijn verhaal zet dit nog eens wat dikker aan. Hij vertelt van het gezin waarin hij als nakomertje opgroeit, zijn vader en moeder, zijn geboorte, het geboortekaartje met teksten als “met oprechte deelneming” en “met tegenvallende vreugde” om aan te geven hoe welkom hij was. Dat hij er zo bebloed uit ziet was te wijten aan een mug (moeder had meerdere slagen met de pollepel nodig om het beestje te raken). Groot feest is het binnenkort als hij zijn 12,5 jarig jubileum op de kleuterschool viert. Ook de schoolcarrière en de schooljuf komen in het verhaal voorbij. Een enorm knap stukje vertelwerk komt voorbij als Toontje het antwoord oplepelt dat zijn boze vader gaf aan zijn baas door wie hij ontslagen werd. Een complete waterval aan moeilijke woorden die allemaal passend uitdrukken/simuleren dat  vader van hoog intelligentieniveau was.  Een prima buut die door de jury echter net niet met een podiumplaats werd gewaardeerd.

 

Ton Brekelmans als “Toontje de Snotpin”

 

Als 3e betreedt Ivo van Rossum uit Gemert de ton. Hij is debutant in de finale en komt  in de creatie van “Bennie Zat”. Het verhaal van een dronkenlap. Van begin tot eind geen moment stilstaand en steeds met een goede mimiek. Al vroeg in zijn buut komt zijn vriendin ofwel “Ons Mieke” aan bod en die in de buut min of meer  de rode draad vormt. Bennie gaat voor haar boodschappen voor het eten doen. Zijn tocht gaat via de supermarkt en …. het café en na vele biertjes komt hij uiteindelijk weer thuis aan. Ondertussen zijn in het verhaal de nodige grappen voorbijgekomen over slakken waarin naar voren kwam dat Bennie met slakken toch niet praatte en Poolse slakken om minder huisvesting vragen. Bij thuiskomst komt het voorgerecht op tafel: “hanensoep” ofwel kippensoep met ballen. Na het eten het toetje op de slaapkamer. Het gevolg daarvan is een vervolgbezoek aan een ander café, ook weer met een aantal grappen en situaties. Na het cafébezoek een onderhoud met een politieagent die hem  ’s nachts om drie uur staande houdt. Bennie vertelt hem op weg te zijn naar een lezing over alcoholmisbruik en het effect daarvan op het menselijk lichaam.  Die lezing wordt uiteraard verzorgd door Mieke. Eenmaal thuis  nog een bizar verhaal waarbij hij per abuis zijn ouders, die op bezoek waren en zijn blijven slapen, het bed en het leven uit knuppelt. Kortom een echte dronkemansbuut die door de jury met de 4e plaats beloond werd.

Ivo van Rossum als “Bennie Zat”

 

Als 4e en laatste voor de pauze is het de beurt aan Rien Bekkers uit Olland, in zijn 4e finale, die als Rinuske de Slager zijn ervaringen met het publiek komt delen. Keurig uitgedost in het rood en wit en met worsten om zijn nek stapt hij in de ton.  Hij is gekomen om te kijken of er nog nieuwe klandizie te vinden valt en doet dat met de subtiele vraag “of ge worst lust”. De dyslexie zijn vrouw Mariëtte is van er de oorzaak van dat hij, zoals zijn schort vermeldt,  “sleurklager” is en geen keurslager zo vertelt hij. Dat hij zo ver is gekomen (een eigen zaak) is omdat hij de zaak van zijn ouwe baas dikke Sjors na diens overlijden heeft kunnen overnemen. Dat zijn laatste woorden waren “Rinuske gooi dat mes is efkes an” laat vervolgens het publiek in lachen uitbarsten. Zijn toko draait best goed, iedere dag tot op het bot. Hij vertelt ook dat de crisis hem parten speelt . Om dit enigszins te ondervangen had hij zijn vrouw al gevraagd  wat vaker in de winkel te komen helpen om zo het winkelmeisje uit te sparen. Mariëtte vulde hierop aan dat Rinuske maar beter op de slaapkamer wat meer zijn best kon doen want dan kon de knecht ook gelijk thuisblijven. Zo vertelt hij dat de zaterdag de topdag is en in grote lijn hoe zo’n dag verloopt. Eerst de winkel open, de vliegen eruit, de 1e klant die iets wil om “goei vette soep” te kunnen trekken en het advies krijgt de klink dan maar mee te nemen. Oma Langesteeg die met haar rollator (om niet te vallen) binnenkomt en de dames die rond een uur of tien staan te roddelen over borstvergrotingen en andere zaken.  Als slager maakt hij natuurlijk van alles mee en de manier waarop Rinuske daarop reageert is niet altijd de meest tactische. Een prima buut vol leuke grappen maar helaas niet voldoende om een plaats bij de eerste vier af de dwingen.   

 

Rien Bekkers uit Olland als “Rinuske de Sleurklager”

 

Na de pauze betreedt Christel van den Dungen uit Tilburg in haar 2e finale de ton.  Als Tooke de Toverfee komt zij vertellen over het keiharde leven van een toverfee in de Efteling en waarin ze de dagelijkse beslommeringen en roddels uit het sprookjesbos en andere delen van het park uit de doeken doet. Samen met “onze Jos” een brulkikker met een kroontje op zijn kop.   “Ene grote soepzooi  is het” vertelt ze: voor € 32,- beloven ze een droomvlucht en zeggen ze dat sprookjes bestaan. Nou, haar ervaring is wel anders en vervolgens steekt ze van wal over het gemauw van figuren als Bolle Gijs, Lange Jan als om zes uur de hekken gesloten zijn. “Mannen, … schei toch uit” en ze vertelt hoe ze moest trouwen van haar moeder die “niet zou weten waarom Tooke het beter moest hebben dan zij”.  Ze vertelt van haar eerste huwelijk met die “Joris van een Draak”, die lamme zak, die ze na 1001 nacht maar omgetoverd had in een zitzak. En zo is het toch in ieder (sprookjes)huwelijk volgens Tooke: Ze beloven van alles:  paleis, palmbomen en een kameel. Vrij snel verdwijnt alles maar met die kameel blijf je zitten. Ook in het vervolg van de buut is dit de lijn van het verhaal. Een aantal bekende sprookjes-  en andere bekende figuren passeren de revue waarbij man-vrouw zaken op een humorvolle manier voor het voetlicht komen. Vrouw holle, Repelsteeltje, Roodkapje en vele anderen. Aan het eind van haar buut komt ze nog terug op Jos Laveloos haar vent, een geadopteerd kind van de familie Laaf, die ze ’s morgens in een brulkikker heeft omgetoverd.  Hij moest eigenlijk maar naar België verhuizen zodat het IQ in beide landen stijgt en Tooke nog lang en gelukkig verder kan leven. En “lang en gelukkig leven”  is ook het advies dat ze ter afsluiting aan het publiek meegeeft. Een prima buut met leuke grappen en woordspelingen in een onvervalst Tilburgs accent. Helaas voor haar door de jury niet beoordeeld met een plaats bij de prijswinnaars.

 

Christel van den Dungen als “Tooke de Toverfee”

 

De nummer zes van deze finale is met zijn 8e finale ook een ervaren tonpraoter. Het is Frank Schrijen uit Boxmeer die als Gradje komt vertellen hoeveel pech hij op zijn pad tegenkomt. Amper in de ton ligt de zaal krom van het lachen als hij heen en weer deinend als een heuse zatlap hij het publiek vraagt om eens stil te zitten. Hij vervolgt zijn buut met te vertellen dat hij ’s middags in de supermarkt ook weer zo’n pech had. Als een CD/LP die blijft hangen, en met zijn geweldige mimiek, weet hij in 10x te vertellen dat een hele dikke vrouw  sloeg hem zo maar “tegen de kop aansloeg”. De zaal gaat wederom plat als hij vertelt dat zij dat deed … alleen maar omdat hij “Hallo Jumbo” zei. Deze lijn zet Frank in de rest van zijn buut door. Gradje overdondert het publiek met een aaneenschakeling van grappen die hij als geen ander weet te brengen. Een bizarre grap met een bord soep die onder iemands neus weg schoepte, leegat en vervolgens vanwege een glimmende zwarte haar weer vol spuugde;  Of de grap waarin hij naast een WC-ganger staat die een groot probleem heeft omdat hij zijn voorhuid niet terugkrijgt. Gradje, over het schot kijkend zegt dat het probleem wel meevalt maar dat het toch ook geen “gerei”  is om uit te lenen. Zo ook de grap dat de dokter Gradje meldt dat hij nog 1 maand te leven heeft en hij dan zegt “doe dan mij de maand augustus maar”. Kortom een buut vol grappen waarmee hij de 2e plaats opeist en waarin hij tot slot het publiek nog meegeeft wat geluk is: “Geluk is als je pech hebt en je merkt het niet” en “geluk is zoals wij hier bij elkaar kunnen zitten en een fijne avond beleven”. 

 

Frank Schrijen in de creatie “Gradje hèt Pech”

 

De 7e tonpraoter is Jasper van Gerwen, in zijn 2e finale en in de creatie van kleine “Daantje”.

Getooid met gele girafrugzak, giraf T-shirt, girafpet met klep omhoog en fröbelend aan een girafknuffel komt hij vertellen hoe het er thuis in het gezin aan toegaat.  Omdat Daantje op zoek is naar zijn ouders die bij het tonpraoten zouden zijn informeert hij bij binnenkomst of iemand “ons mam” gezien heeft. Nee?..,  dan beschrijft hij haar maar en doet dat met één woord: “tupperware” - wel de doos, niet de party.  Vervolgens geeft hij nog een paar typeringen zoals:  90-60-90 van haar been waarmee een stevig beeld geschapen wordt.  ’s Pap is altijd heel druk zo vertelt Daantje. Hij heeft 2 banen:  werkt overdag op kantoor en ’s avonds op moeders zenuwen.  Zijn pap is verder wel kei lief en leest ook nog wel eens voor uit het boek “Feijenoord Landskampioen of een ander sprookje”.  Tijdens dierentuinbezoek leert Daantje door zijn pap nieuwe dieren kennen zoals de “hek is nat”.  Thuis doen ze ook veel spelletjes. Vandaar een raadseltje met het orkest.  Op de vraag “wie hoort er niet in dit rijtje, Bach, Beethoven of Mozart?”  blijft het antwoord uit. Daantje legt uit dat het  antwoord Beethoven moet zijn omdat die doof was. Grappig is hoe hij, als hij een avond niet kan slapen, het geslacht van een 5-tal muggen weet vast te stellen: 2 mannetjes (zitten voor de televisie) en 3 vrouwtjes (zitten op de spiegel). Nadat moeder,  vader, mevrouw de Vries, schoonmoeder, broer Jan die later Janet heet en Tante Trudy aan bod geweest zijn  en Daantje concludeert dat  ”ons pap en ons mam er toch niet zijn” vraagt hij of hij mag afsluiten met een versje. Geheel in eigen stijl rond Daantje zo zijn buut af zodat hij op zijn gemak kan gaan slapen in de uitgesproken hoop dat het publiek “tot laat in de nacht nog heel veel om mijn grapjes lacht”. 

 

Jasper van Gerwen als “Daantje”

 

De 8e en laatste finalist staat voor de derde keer in de finale. Het is Freddy van den Elzen uit Vorstenbosch in de creatie van Bolle Tiny de circusdirecteur uit d’n Anvers. Na een “aankondiging van niks” doet hij deze eerst maar eens met het publiek over.  Met een  onvervalst Belgische accent weet hij jury en publiek “van hun poep” op te laten staan en enthousiast te maken. Daarna neemt hij hen mee in de wereld van het circus. Het eerste circus dat hij bezocht was niet echt een groots  en geweldig circus. Dit weet hij op een werkelijk hilarische manier te vertellen. Eigenlijk was het een slecht circus aldus Bolle Tiny. Een tent, weliswaar niet nagemeten,  van zo’n 3.10 m hoog met allemaal dezelfde dieren: ”dangarous”. Bovendien een messenwerper die met 10 messen (6 in de linker- en 4 in de rechterhand of net andersom maar dat maakt voor het verhaal niet uit) zijn assistente nóg niet wist te raken. Echt slecht dus. Vanaf dat moment was hij echter wel verknocht aan het circus en heeft vervolgens elke gazet nagepluisd om te zien of er ergens een circus was waar ze mensen nodig hadden. Op een dag was het raak en is hij bij een echt groot circus met een tent van wel  8-9 m hoog terecht gekomen. Met de verhalen die hij daarover weet te vertellen: zijn kennismaking met de directeur,  de slangenbezweerder, de trapeze-act met de velo,  laat hij het publiek weer gieren van het lachen. Een fantastische buut die hem een verdiende 3e plaats opleverde.

 

Freddy van den Elzen als “Bolle Tiny de circusdirecteur uit België”